Waarom ontstaat er weerstand tegen het idee van inkomensafhankelijke huurverhoging? Omdat velen vinden dat het wel meevalt met het scheefwonen. Het beeld van scheefwonen kent ook nogal wat nuances.
Inkomenspolitiek en betaalbaarheid
Vanuit de corporaties is er weerstand tegen het voeren van wat wordt genoemd ‘inkomenspolitiek’. Dat is een taak voor de overheid. Corporaties vinden dat zij er zijn om te zorgen voor goede, betaalbare huurwoningen. Op zich een juiste benadering. Alleen heeft in dit geval het Rijk ervoor gekozen om een deel van die inkomenspolitiek qua uitvoering via de corporaties te laten lopen. En zouden corporaties dan niet van die mogelijkheid gebruik moeten maken?
Of je nu als corporatie streefhuren hanteert of een markthuurbenadering, met inkomensafhankelijk verhogen groeien de huren van huurders die relatief weinig huur betalen, sneller naar de gewenste prijs toe. Met inkomensafhankelijke huren houd je de huur voor de lage inkomens betaalbaar en betalen de mensen met een dikkere portemonnee een hogere huur. Met de extra inkomsten die je genereert, krijg je investeringsruimte en kun je meer huurders uit je doelgroep helpen met betaalbare huisvesting.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat de laagste en de lagere middeninkomens nauwelijks meer huurstijgingen kunnen betalen. Zwaardere huurverhogingen zijn vanuit maatschappelijk oogpunt dus alleen geoorloofd bij midden- en hoge inkomens. Al is het maar omdat je als corporatie betalingsproblemen wilt voorkomen.
Vorig jaar was de beschikbaarheid van de inkomensgegevens en de privacy nog een item. Inmiddels kan de Belastingdienst van elk huishouden met een code aangeven of deze in bepaalde inkomensgrenzen vallen. Hiermee wordt inzicht in individuele inkomens in ieder geval voorkomen.
Inkomensafhankelijke huurverhoging en gemengde wijken
Tot slot is er nog het argument dat het zogenaamde scheefwonen juist leidt tot de door velen zo gewenste gemengde wijken. Of gemengde wijken tot emancipatie van bevolkingsgroepen leidt, laten we even buiten deze discussie. Maar is het echt zo dat door inkomensafhankelijke huurverhoging de hogere inkomens en de hoger opgeleiden de wijk uit trekken? Nu zijn hoge inkomens en andere sociale kenmerken al niet altijd direct gecorreleerd. Maar maakt een huurverhoging van 3 of 5% in plaats van 2,5% het verschil? In de praktijk betekent dit dat een woning van 400 Euro huur niet naar 410 Euro gaat, maar naar 412 voor een huishoudinkomen boven de 34000 Euro of 420 Euro voor een inkomen boven de 44.000 Euro. Maakt deze extra 2 of 10 Euro per maand het verschil in de afweging voor een andere woning? Waarschijnlijk niet.
En ook als hogere inkomens wel vertrekken is er nog niet direct een man overboord. Doordat de huur bij mutatie kan worden opgetrokken is het mogelijk te sturen op een gemengde samenstelling van de wijk. Al met al missen de argumenten om de inkomensafhankelijke huurverhoging niet door te voeren een stevige onderbouwing. Feit is dat de sociale woningvoorraad in Nederland mede is opgebouwd uit publieke middelen en bedoeld is voor huishoudens die niet op de vrije markt in hun woonruimte kunnen voorzien. Corporaties hebben middelen nodig om deze primaire doelgroep een steuntje in de rug te geven. Als een inkomensafhankelijke huurverhoging daaraan een bijdrage kan leveren dan zouden ze die kans niet zomaar moeten laten liggen.