Corporaties zijn gebonden aan veel regels en procedures. Juist bij samenwerkingen met andere partijen kunnen die nog weleens in de weg staan. Dus moeten we die formele procedures niet eens over de schutting gooien? Om zo weer meer te gaan denken vanuit de menselijke kant en elkaar direct aan te spreken op onze eigen verantwoordelijkheden?
Jan van der Moolen, adviseur en voormalig financieel toezichthouder voor de corporatiesector, is groot voorstander van deze filosofie. In dit interview spreekt hij met Wietske Duzijn van de Corporatiestrateeg over zijn kijk op de rol van corporaties in het maatschappelijke werkveld.
De ontwikkeling van de rol van woningcorporaties
Jan heeft de ontwikkelingen van de rol van woningcorporaties op de voet meegemaakt. Een sluipend proces, noemt hij het: “Er lopen een paar parallelle lijnen. Enerzijds is er de overheid die met haar beleid een ontzettend grote invloed heeft op het corporatiewezen. En die al 30-35 jaar bezig is met het streven naar een kleinere sociale huursector. Daar zie je nu wat uitwassen van, bijvoorbeeld in de vorm van een verhuurdersheffing.”
Wat gezien de aard waanzinnig is dat dat nog steeds geaccepteerd wordt, vindt Jan.
“Tegelijkertijd zie je bij corporaties een heel lang proces van verzelfstandiging, en dat begint natuurlijk al in de jaren ‘50 met het bekende rapport van de Commissie De Roos. Dat heeft z’n ups en downs gehad. In 1989 kwam de nota verzelfstandiging van Heerma, en in het begin van deze eeuw ontspoorde de sector. Toen leek alles te mogen en te kunnen, waar je je nu van afvraagt hoe we dat ooit met z’n allen hebben kunnen goedkeuren.”
Dus greep de overheid in 2015 keihard in: “Dat is het enige wat de overheid kan doen: ingrijpen met regelgeving en procedures.”
Corporaties zijn belangrijk, maar niet allesbepalend
Jan vindt het boeiend dat er op die manier een soort conflict ontstaat: “Enerzijds ontstaat de vraag ‘waar is die corporatie nu eigenlijk echt voor bedoeld?’. Vanuit het formele beleid en regelgeving wordt de corporatie teruggeduwd naar een soort basisopvang voor mensen die het niet kunnen betalen. Dat is vergelijkbaar met wat er in Engeland gebeurd is.”
“Aan de andere kant zie je bij zorgorganisaties, welzijnspartijen, gemeenten en bij corporaties zelf, dat er een sterke vraag vanuit de samenleving is om de kwaliteit van leven en werken in buurten centraal te stellen,” vervolgt Jan. “En daarin vervullen corporaties in mijn ogen nog steeds een ongelooflijk belangrijke rol.”
Maar, niet een allesbepalende en zaligmakende rol, benadrukt Jan.
“Dat is namelijk een beetje de fout die we aan het begin van deze eeuw gemaakt hebben, toen dachten we dat we zo’n beetje alles moesten doen en kunnen in de corporatiesector. Op dit moment zie je juist dat er veel meer op een soort netwerkmanier georganiseerd wordt tussen corporaties, zorginstellingen, welzijnsorganisaties, lokale overheden, veiligheid en politie. Gezamenlijk buigen ze zich over vragen als: Wat is het probleem? Wie doet wat? Wat zijn de verantwoordelijkheden, taken en rollen? En hoe kunnen we dit op een zo’n efficiënt mogelijke manier oplossen?”
Over Jan van der Moolen
Jan van der Moolen is adviseur en voormalig financieel toezichthouder van de corporatiesector. Hij studeerde in Groningen, eerst aan de HEAO, daarna Planologie en Rechten. Tijdens zijn studie werd hij lid van de Partij van de Arbeid, waarbij hij zich aansloot bij de werkgroep stadsvernieuwing in Groningen. Door ervoor te kiezen zich te specialiseren richting Bestuurskunde, Ruimtelijke Ordening en Bestuursrecht, is hij in de corporatiesector terecht gekomen. Uiteindelijk ging hij werken bij de gemeente Leeuwarden en vervolgens bij de Nationale Woningvoorraad, een voorloper van Aedes.
Later is Jan ruim 15 jaar directeur geweest van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Sinds medio 2013 doet hij vooral adviesklussen, is hij voorzitter van de raad van commissarissen van SSH Utrecht en zit hij in diverse visitatiecommissies.
Weg met die ‘formele toestanden’
Jan zit in meerdere visitatiecommissies en spreekt zodoende veel medewerkers van corporaties: “Het meest geruststellende voor mij is dat ze binnen wijkteams of buurteams bijna altijd elkaars 06-nummer hebben. Elk probleem kunnen ze bij wijze van spreken in 10 minuten oplossen door even met elkaar te bellen van ‘wat is er aan de hand’ en ‘wie gaat wat doen’.”
Dat werkt 10 keer beter dan al die procedures en procesgangen, vindt Jan.
Jan pleit dan ook voor minder formele toestanden: “Daar zit volgens mij de toegevoegde waarde van corporaties, in zaken als kwaliteit van buurten, kwaliteit van wijken, persoonlijke leefomstandigheden. Door bezuinigingen in zorg en welzijn zie je natuurlijk steeds meer mensen met problemen in wijken terecht komen. Ja daar moet wel wat mee gebeuren, maar dat is niet alleen maar de zorg van woningcorporaties.”
Als het aan Jan ligt, is er dus een nieuwe rol voor woningcorporaties weggelegd.
Ruimte voor eigen initiatieven
En dan is er nog de digitalisering en sociale netwerken. Jan: “Er kunnen steeds meer dingen, en dingen zijn ook steeds sneller bekend. In de zorg- en energiesector zie je discussies over de oprichting van coöperaties. Ook in de corporatiesector komt langzaam een discussie op gang over of we niet wat meer ruimte moeten bieden voor eigen initiatieven van mensen.”
Maar daar zijn corporaties nog heel ver vandaan.
“Het is nu nog meer van ‘wij zorgen voor u dat er een goede woning en een goede buurt is.’ Maar je ziet gewoon de spanning vanuit de samenleving dat men graag meer zeggenschap over de eigen directe leefomgeving wil hebben. En vanuit dat oogpunt ontstaat een belangrijke vraag, die ik ook tijdens het seminar aan de orde zal stellen: is de huidige organisatievorm nog wel toereikend voor woningcorporaties?”
Waar begint de eigen verantwoordelijkheid van mensen?
Op de vraag of Jan kan inschatten hoe deze ontwikkeling zich de komende jaren gaat voortzetten, antwoord hij lachend ‘nee’: “Het gaat volgens mij met vallen en opstaan. Het is een soort proces, we hebben in Nederland heel lang heel veel vanuit de overheid geregeld. Tot drie jaar terug was ik actief bij de PvdA, en de vraag ‘waar begint de eigen verantwoordelijkheid van mensen?’ kwam al vanaf mijn lidmaatschap midden jaren zeventig steeds terug. Moet je nu alles regelen vanuit de overheid? Of hebben mensen eigen verantwoordelijkheden?”
Jan is groot voorstander van dat laatste.
“Spreek mensen op hun eigen verantwoordelijkheden aan, dat werkt veel leuker dan als iemand roept ‘hé, de procedure is wel of niet gevolgd’. En dat geldt ook in mijn persoonlijk leven: ik word pas actief in mijn wijk of buurt als er dingen spelen die mij gaan raken. Dan vind ik het belangrijk dat ik op tijd geïnformeerd wordt. Dat is natuurlijk anders dan als ik een week van tevoren hoor dat mijn straat wordt opgebroken of dat mijn woningcomplex gerenoveerd wordt. Dan kun je je afvragen of dat nu echt klantvriendelijk is en of er geen betere oplossing is. Dus dan komt de vraag wat mensen zelf kunnen doen weer terug.”
Het belang van eigen verantwoordelijkheid en diversiteit
Jan heeft een leuk voorbeeld van een selectieproces in Amsterdam waarbij hij betrokken is geweest: “Dit ging om een nieuw op te richten woningbouwcomplex, wat vanuit een wooncoöperatief neergezet moet worden. Wat ik vreselijk leuk vond om te zien bij die groepen was het enthousiasme, het elan, het uit eigen verantwoordelijkheid iets gaan delen met andere partijen en vanuit daar neerzetten wat de verantwoordelijkheden, taken en rollen zijn.”
“En dat werkt volgens mij veel beter dan dat de notaris je een stuk opstuurt waarin staat ‘we hebben een algemene ledenvergadering gehad en je mag dit, dat en dat mag vooral niet.’ We moeten veel meer terug naar aanspreken van mensen op hun eigen verantwoordelijkheid. En maak ook diversiteit mogelijk, niet alles hoeft hetzelfde te zijn. We hebben natuurlijk de hele sociale sector zo geregeld dat alles zoveel mogelijk hetzelfde is, maar er zijn veel verschillen in het land en dat kun je op allerlei manieren tot uitdrukking brengen.”
Doen wat je zegt en mensen de ruimte geven
Volgens Jan is een samenwerking tussen corporaties en maatschappelijke partners bijna hetzelfde als een privérelatie: “Je moet geven en nemen, leren loslaten. En het proces van samenwerken hangt ook af van de cultuur van organisaties, en van wat er in de top van de organisatie speelt. Als er vanuit daar duidelijk gemaakt wordt dat eigen verantwoordelijkheid serieus genomen wordt, gaat het een stuk sneller dan als iemand het gevoel krijgt dat een nieuwe directeur-bestuurder al op z’n eerste dag van alles verandert. Vooral als hij dan aan het einde van de week een toespraak houdt en roept dat ‘vrijheid heel belangrijk’ is.”
Dan denkt iedereen: het zal wel, die heeft alweer van alles veranderd.
“Het gaat om bezieling, doen wat je zegt, mensen de ruimte geven,” vervolgt Jan. “Het gaat ook om aangeven dat fouten maken elke dag gebeurt, en dat dat niet erg is, als je er maar van leert. Dat geldt ook voor toezichthouders, ook dat is uiteindelijk gewoon mensenwerk. En soms kost dat heel veel geld, maar ook dat hoort erbij. Het gevoel van veiligheid is ook belangrijk, dat mensen een idee hebben dat ze bijdragen aan de samenleving. Maar zorg vooral ook dat mensen lol hebben in hun werk. Je zit gemiddeld 8 à 9 uur per dag iets voor een werkgever te doen. Niets is erger dan dat mensen ‘s avonds chagrijnig thuiskomen of ‘s ochtends chagrijnig naar hun werk toegaan.”
Mensen hebben het gevoel dat hun huurhuis hun eigen huis is
Jan wijst erop dat dit op eenzelfde manier gaat bij huurhuizen: “Mensen hebben over het algemeen het gevoel dat het hun eigen huis is. Als je kijkt naar de inrichting is dat natuurlijk ook zo, maar formeel en juridisch gezien heb je natuurlijk aan de ene kant koop en aan de andere kant huur. Toch hebben mensen vaak het gevoel dat dat huurhuis hun huis is, en dat ze daar dingen mee mogen doen. Maar dat maakt natuurlijk ook duidelijk dat schade aanbrengen niet verstandig is.”
“Ik zou mensen graag al lerend willen helpen. Maar, laten we eerlijk zijn, soms kom je mensen tegen waarvan je denkt van ‘ik zou niet weten wat ik daarmee moet doen’. Dus dan heb je maar 1 ultiem middel, en dat is opzeggen van de huurovereenkomst. Hoe vervelend ook, maar soms kan het niet anders.”
Integrale oplossingen: op zoek naar de win-winsituatie
Volgens Jan is het voor corporaties juist nu erg van belang de samenwerking op te zoeken met andere maatschappelijke partners, omdat de problemen die in de samenleving spelen niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van corporaties zijn: “Het gaat over vraagstukken over leefbaarheid, woonbaarheid, de kwaliteit van wijken en buurten. Daar spelen meerdere actoren een rol. Dus zoek nou die samenwerking op. Ik heb meer vertrouwen in oplossingen met een integraal karakter dan in deeloplossingen die vanuit één partij komen.”
Jan benadrukt dat het daarbij van belang is dat iedere organisatie zijn eigen belang helder heeft en duidelijk maakt aan elkaar: “Als er dan een win-winsituatie herkend wordt, dan gaan partijen er wel voor. En winst hoeft niet alleen financieel te zijn, winst kan ook in vrijheid, veiligheid of verantwoordelijkheid uitgedrukt worden.”
Zo snel mogelijk ingrijpen bij huurachterstanden
Ook als het gaat om huurachterstanden en al dan niet huisuitzettingen, is het volgens Jan van belang samen te werken met andere maatschappelijke partijen: “Wat veel corporaties gelukkig nu al doen, is dat als er bijvoorbeeld sprake is van een maand huurachterstand, ze meteen contact leggen met de huurder en verhaal halen.”
Volgens de formele procedures ga je er pas na 3 maanden achteraan, maar als je dat doet, blijkt vaak dat er veel meer schuldeisers zijn: “Voor je het weet ben je dan 5-6 maanden verder en dan is die huurschuld al gauw opgelopen tot zo’n 4000 tot 5000 euro. Op het moment dat je binnen een maand kunt reageren, zie je dat je veel succesvoller bent. En het legt ook de verantwoordelijkheid neer bij de mensen in de organisatie, die ook de betreffende huurders kunnen aanspreken van, ‘joh wat ben je nou aan het doen’. In plaats van al die procedures, zoek je meteen samen naar een oplossing. Meer op de menselijke kant zitten, zo snel mogelijk ingrijpen.”
Voorbeeld: veiligheidsprojecten in gemeenten
In de jaren 90, in de periode dat Jan bij een adviesbureau werkte, is hij betrokken geweest bij het opzetten van veiligheidsprojecten in de gemeente Nijmegen: “Er was een start gemaakt met het breder opzetten van wat er in wijken en buurten gebeurde, in plaats van alleen corporaties daarbij te betrekken. Buschauffeurs rijden bijvoorbeeld elke dag door zo’n wijk. Die zien heel goed wat er gebeurd. We gingen gebruikmaken van hun signaalfunctie, en dat vonden ze eigenlijk heel erg leuk.”
“Wat voor mij een eyeopener was, was het feit dat de organisaties die de bushokjes en (toen nog) telefooncellen plaatsten en onderhielden, jaarlijks enorm veel schade hadden. En dat alleen in een stad als Nijmegen al. Toen we daar op een andere manier mee om probeerden te gaan, om te zorgen dat het schadebedrag naar beneden ging, waren veel partijen bereid mee te werken aan het project. En daar ook nog eens geld voor neer te leggen.”