Hebben kleine woningcorporaties nog bestaansrecht?
Er bestaat onder kleine corporaties veel twijfel of ze op de langere termijn nog zelfstandig kunnen doorgaan. Veel kleine corporaties fuseren.
Dit is mede het resultaat van de nieuwe Woningwet. Aan de ene kant zijn er in deze wet een aantal regels opgenomen die de politieke weerstand tegen fusies vertolkt. Deze regels zouden ervoor moeten zorgen dat er minder fusies plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de regionalisering, waarbij je als corporatie nog maar één primaire werkregio mag hebben.
Aan de andere kant brengt de Woningwet ook veel nieuwe regels en administratieve lastendruk met zich mee. Daardoor krijgen veel kleine corporaties het gevoel dat het langzamerhand wel heel lastig wordt om nog zelfstandig te blijven.
Dit roept de vraag op of kleine corporaties nog bestaansrecht hebben. Wanneer kleine corporaties voldoen aan een aantal kenmerken, hebben ze dat zeker. Professionaliteit, passende schaal en toegevoegde waarde zijn daarbij de sleutelwoorden.
De corporatie moet een hoge mate van professionaliteit hebben
Er bestaan grote verschillen in de mate van professionaliteit tussen corporaties. Deze verschillen lopen dwars door de grootteklassen heen. Zo zijn er kleine corporaties die hun beleid perfect op orde hebben en goede maatschappelijke prestaties leveren. Tegelijkertijd zijn er grotere corporaties dit niet lukt.
Voor een professionele organisatie heb je slimme en betrokken mensen nodig.
De schaal van je werkgebied moet passen bij de schaal van de organisatie
Goed functionerende kleine corporaties werken vaak als (bijna) monopolist in één kleine kern. Ze staan daardoor dichtbij de huurder en hebben niet alleen een grote invloed op wonen, maar ook op aanpalende gebieden als leefbaarheid en voorzieningen.
Een groot voordeel van een kleine corporatie in een klein werkgebied is dat de focus volledig op dat werkgebied is. Dat is niet alleen efficiënt in de bedrijfsvoering, maar levert ook de grootste maatschappelijke resultaten. Met een fusie verlies je per definitie de scherpe focus op je werkgebied.
Een kleine corporatie moet lokaal een toegevoegde waarde hebben
Een volgende voorwaarde voor bestaansrecht is dat er in je werkgebied een volkshuisvestelijke opgave is die je als corporatie kunt invullen.
Je moet natuurlijk wel iets te doen hebben.
Als je – nu en in de toekomst – uitsluitend ‘op de winkel past’, dan is de vraag of je je tijd, energie en geld niet elders beter kunt inzetten. Dan kan fusie een middel zijn om dit te bereiken.
Weet waar je zwakke plekken zitten
Als kleine corporatie is het belangrijk om te weten waar je zwakke plekken zitten. Zo kun je deze zo goed mogelijk dichten.
Een veel voorkomende zwakke plek is dat functies bij kleine corporaties in het algemeen niet dubbel bezet zijn. Zorg ervoor dat je dat kunt afvangen door samen te werken met andere corporaties of andere vakmensen die je snel kunt inzetten. Zo zorg je ervoor dat je snel een vervanger kunt inzetten wanneer iemand (tijdelijk) uitvalt.
Aan de andere kant moet je je zwakke plekken ook niet groter maken dan ze zijn. Niemand is onvervangbaar.
Zorg er verder voor dat je voldoende verbinding hebt met de wereld om je heen. Je hebt niet, zoals een grotere corporatie, de beschikking over een beleidsmedewerker die voortdurend de wetgeving in de gaten houdt. Zorg er daarom voor dat je op een andere manier op de hoogte gehouden wordt wanneer er iets speelt dat voor jouw corporatie relevant is.
Wanneer je als corporatie voldoet aan bovenstaande kenmerken en rekening houdt met je zwakke plekken, kun je zeker bestaansrecht hebben. Bovendien kun je dan meer maatschappelijk rendement creëren voor jouw werkgebied dan wat een grotere corporatie zou kunnen.