BCD-labels: verduurzamen met beleid
Het uitfaseren van EFG-energielabels is voor veel corporaties beleidsmatig grotendeels afgerond (in de uitvoering nog lang niet overal, maar de plannen zijn er veelal wel).
De beleidsmatige aandacht verschuift daardoor naar de verduurzaming van B-, C- en D-woningen. Juist deze categorie is veel complexer omdat de potentiële labelwinst kleiner is en eerdere verduurzamingen vaak niet optimaal zijn.
Vaak is er al iets gedaan aan isolatie, maar niet altijd op een niveau dat nu nog toereikend is, waardoor verdere stappen duurder kunnen uitvallen en ook nog eens minder opleveren.
Start met maatregelen die kostenefficiënt zijn
Voor woningen met BCD-labels is het logisch te beginnen met maatregelen die zichzelf aantoonbaar terugverdienen en eenvoudig opschaalbaar zijn.
Denk aan woningen die ondanks een label D nog geen dakisolatie en/of spouwmuurisolatie en/of vloerisolatie hebben. Dit zijn relatief eenvoudige ingrepen die technisch niet al te ingewikkeld zijn, een duidelijke impact hebben en zich goed laten standaardiseren tot een aanpak voor grote aantallen woningen.
Onderhoud en verduurzaming combineren
Een tweede logische stap is het benutten van momenten waarop je zaken als daken, kozijnen of beglazing toch al stevig moet aanpakken vanuit je onderhoudscyclus. Door dan direct een hoger isolatieniveau te kiezen, kun je verduurzaming integreren zonder aparte projecten op te tuigen.
Daarbij is het wel van belang om een scherpe scheiding te maken tussen regulier onderhoud dat je sowieso zou uitvoeren en de extra kosten die specifiek voor verduurzaming zijn. Deze helderheid maakt keuzes beter uitlegbaar, zowel intern als extern.
Lastige woningen: experimenteer kleinschalig
Een deel van de voorraad kent situaties waarin technisch geen voor de hand liggende maatregelen beschikbaar zijn, of waar de kosten uit verhouding staan tot de opbrengst. In die gevallen is het verstandiger niet meteen grootschalig te verduurzamen.
Kies bewust voor kleine, gerichte experimenten die primair bedoeld zijn om methodieken door te ontwikkelen, kosten te verlagen en technische haalbaarheid te vergroten. Het doel is niet zo veel mogelijk woningen aan te pakken, maar juist om te leren hoe later wel opgeschaald kan worden.
Voorkom dure maatregelen voor een handjevol huurders
In het verleden hebben veel corporaties dure verduurzamingsmaatregelen bij grote aantallen woningen uitgevoerd. Ook als vooraf al duidelijk was dat je nooit voor je volledige woningvoorraad zou kunnen uitvoeren. Ik denk bijvoorbeeld aan NOM-woningen.
Op die manier profiteert slechts een beperkte groep huurders, terwijl de rest van de voorraad achterblijft. Het risico is dan dat je veel geld uitgeeft zonder dat je uiteindelijk alle geschikte woningen kunt verbeteren, waardoor andere huurders letterlijk in de kou blijven staan.
Daarom pleit ik voor een andere aanpak: ga verduurzamingsmaatregelen pas opschalen als je zeker weet dat je dit voor alle relevante woningen in je portefeuille financieel kunt dragen.
Overigens hoef je daarbij niet alleen naar je eigen cashflow te kijken. Maatschappelijke effecten moet je zeker meewegen. Woonlastenbesparing voor huurders is bijvoorbeeld een legitieme opbrengst van een maatregel, ook al zie je die niet terug in de eigen exploitatie. Zulke maatschappelijke effecten kunnen ook aanleiding zijn voor landelijke subsidies om de aanpak financieel mogelijk te maken.
Samen experimenteren en opschalen
Voor experimenten met het verduurzamen van BCD-labels in je woningen is samenwerking tussen corporaties een logische stap. Niet iedereen hoeft in de eigen voorraad hoeft te testen wat ook gezamenlijk kan worden onderzocht.
Dat maakt het proces sneller, goedkoper en inhoudelijk sterker. Wanneer bewezen is dat een maatregel technisch werkt, betaalbaarder is geworden en echte impact heeft, kun je als sector ook gezamenlijk richting de overheid onderbouwen dat aanvullende subsidies gerechtvaardigd zijn. Daarmee ontstaat een realistische route om uiteindelijk alle woningen die ervoor in aanmerking komen te verduurzamen.