Armoede interventies: hoe geld gelukkig maakt (interview)

Als corporatie heb je te maken met een groep huurders met weinig geld. Welke interventies kun je hier als corporatie in doen? Reden om hierover in gesprek te gaan met Roeland van Geuns, lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam.

De relatie tussen geld, tijd en geluk

“De spreuk dat geld niet gelukkig maakt, staat eigenlijk haaks op de inzichten vanuit de wetenschap,” begint Roeland van Geuns. “Het werkt eerder andersom. Geldzorgen houden geluk tegen. We kennen allemaal wel de piramide van Maslow: je moet eerst in je basisbehoeften voorzien voordat je aan andere aspecten van het leven toekomt. Als je die basis niet op orde hebt, dan kom je niet aan de dingen toe waarvan je gelukkig wordt.”

Hij geeft een voorbeeld. “Wanneer je veel tijd moet investeren in zorgen dat je eten en drinken op tafel hebt en dat je kinderen in een warm huis kunnen wonen, dan hou je geen tijd over om eens rustig met je kinderen te praten of om ze voor te lezen. Als we een gebrek aan geld hebben, dan komen we niet toe aan onze immateriële behoeften,” verduidelijkt hij. “En juist die hebben een sterk effect op ons geluksgevoel.”

Roeland van Geuns beaamt dat we niet gelukkig worden van alleen maar rondrijden in een hele dure auto. “We worden gelukkig van gebeurtenissen. En die vergen tijd. Naarmate mensen minder geld hebben, hebben ze ook minder tijd. Dit is eigenlijk de redenering die we in steeds meer onderzoek terugzien.”

“De gedachte dat mensen die in armoede leven aan veel dingen niet toe komen – simpelweg omdat ze er de energie en de tijd niet voor hebben – is echt anders dan hoe we hier vroeger tegenaan keken,” legt Van Geuns uit.

“Vroeger constateerden we: het gebeurt niet, dus ze zullen het wel niet willen of ze zijn er niet goed genoeg geëquipeerd voor. Inmiddels realiseren we ons steeds beter dat deze mensen er niet aan toe komen om zichzelf überhaupt de vraag te stellen: zou ik dit willen of zou ik hier iets in kunnen betekenen?”

Armoede en de betrokkenheid bij de portiek

Volgens de lector Armoede Interventies vraagt dit van corporaties een andere aanpak, bijvoorbeeld als het gaat om het onderhoud en het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimtes in complexen.

“Neem iemand die de hele dag maar met één zorg in zijn hoofd rondloopt: hoe krijg ik het eten op tafel voor mijn kinderen? Die bewoner ergert zich vast ook aan het feit dat er rotzooi in het trappenhuis ligt. Maar zo iemand komt er niet aan toe om stil te staan bij de vraag wat hij eraan zou kunnen doen om dat te voorkomen. Daar moet je rekening mee houden als je het gesprek met zo iemand aangaat.”

Goede bedoelingen zijn niet genoeg

Roeland stelt vraagtekens bij de goede bedoelingen van veel professionals. “We denken iets voor iemand te doen, maar trappen daarbij in twee valkuilen. De eerste is dat er niet de tijd wordt genomen om stil te staan bij de vraag wat in dat specifieke geval nou echt zou helpen. Wat is nou effectief? Wat weten we daar al over?”

De tweede valkuil die Roeland van Geuns benoemt is de hulpverlenersreflex: “We denken heel veel voor mensen. We bieden aanbodgerichte hulp en vragen niet aan de persoon zelf wat hij of zij nodig heeft.

Voor iemand denken verkleint de kans dat we dat doen waar ze zelf op dat moment behoefte aan hebben of het meest mee geholpen denken te zijn. Stilstaan bij die behoefte, maar ook bij de vaardigheden en mogelijkheden van mensen, zou veel meer het uitgangspunt moeten zijn bij alles wat we doen.”

Werkende interventies

Roeland geeft een voorbeeld van een praktische interventie: “Een aantal jaar geleden hebben we samen met een aantal corporaties in Amsterdam gekeken naar betalingsachterstanden. Hoe kun je huurders helpen om weer in het goede betaalritme te komen?

De resultaten van dit onderzoek worden inmiddels door meer corporaties toegepast om het betaalgedrag te bevorderen.

Van Geuns vertelt: “We hebben andere communicatiemiddelen getest. Whatsapp, aangepaste brieven en sms’jes. We hadden daarnaast een controlegroep die op de oude manier werd benaderd. Daaruit bleek dat toegankelijker communiceren – ook in inhoudelijke zin – leidt tot beter betaalgedrag.  Bij de één is dat overigens een appje, bij de ander een sms en bij een derde toch gewoon een brief.”

Maar dit effect zag hij niet bij iedereen. “Toen we de resultaten gingen analyseren kwamen we tot de conclusie dat deze methode werkt bij mensen die incidenteel weleens een betaling missen. Die betaalden na deze aanpak beter en sneller. Maar voor degenen die al een langere achterstand hadden bleek het geen enkel effect te hebben.”

Voor Van Geuns is de verklaring eenvoudig: “Die mensen willen misschien wel, maar die hebben het geld gewoon niet. Dus daar moet je een ander aanbod doen. Niet: wilt u betalen? Maar: zouden met u kunnen praten om tot een betalingsregeling te komen?

Dit voorbeeld geeft meteen aan hoe ingewikkeld het is. En hoe gedifferentieerd je als corporatie moet optreden. Er is niet één oplossing.”

Het op een praktische manier benaderen van mensen met een betalingsachterstand helpt hen niet alleen van hun huurschuld af. “Vanuit ander onderzoek zien we dat praktische hulp ervoor zorgt dat hun financiële stress afneemt,” vertelt Van Geuns. “Je verlost ze van een zorg en daardoor kunnen bijvoorbeeld ook gezondheidsklachten afnemen. Als je op zo’n manier aan de slag gaat, dan help je mensen dus echt.”